Voor ons barst de grond. Het regent kluiten. Ik voel een schok. Mijn mouw is door een granaarscherf opengescheurd. Ik maak een vuist. Ik voel niets. Maar dat stelt me nog niet gerust; als je gewond bent , komt de pijn altijd pas later. Ik strijk met mijn hand over mijn arm, hij is geschramd, maar heel. Dan knalt er iets tegen mijn schedel, zodat ik een ogenblik bewusteloos word. Ik heb in die éne seconde nog de tijd om te denken: niet flauwvallen! Ik zink weg in de modder, maar kom dadelijk weer overeind. Er is een granaatsplinter tegen mijn helm geslagen, maar hij kwam van zo ver weg, dat hij er niet doorheen gegaan is. Ik wrijf de modder uit mijn ogen. Voor me is een gat geslagen, maar ik kan het niet duidelijk onderscheiden. In eenzelfde plek komen niet dijkwijls twee granaten te land; daarom wil ik in dat gat kruipen. Met één sprong gooi ik me languit naar voren, zo plat als een schol, - dan fluiten ze alweer door de lucht.
Bron: http://greatwar.nl/weekpictures/zonnebeeke.jpg
BeantwoordenVerwijderenRemarque, E. A.(1928)Van het Westelijk front geen nieuws, Im Westen nichts Neues. Utrecht: Erven J. Bijleveld
BeantwoordenVerwijderen